In Primo vertelt Luc Appermont dat 1956 een erg diepe indruk op hem naliet.
“Ik was toen zes jaar en keek voor de allereerste keer televisie”, gaat de presentator van start. “En op diezelfde dag dronk ik ook mijn eerste cola. En ging ik voor het eerst – met dank aan mijn opa – naar een café. De eerste beelden die ik toen op mijn netvlies geprojecteerd kreeg, waren fragmenten van de mijnramp van Marcinelle. Ik zie journalist Omer Grawet nog staan, microfoon in de hand, naast de mijnschacht waar 262 mijnwerkers omkwamen, omringd door huilende vrouwen. Het waren zwart-witbeelden.”
Luc herinnert zich nog dat er in heel zijn geboortedorp Bilzen misschien maar drie of vier tv’s waren. “In het café stond die op een kastje. Thuis hadden we een radio, die ook op een kast stond. Als kleine Luc, zo hebben mijn ouders me verteld, ging ik altijd achter de radio kijken om te zien waar de meneer die sprak de radio binnen- en buitenging. In mijn kinderlijke naïviteit beschouwde ik radio en televisie als toverdozen.”