In tegenstelling tot veel mensen gaat André Hazes niet naar musea om naar kunst te kijken, maar wel om naar de bezoekers te kijken, zo verklapt hij in Humo. “Ook ik kan weleens iets mooi vinden, maar zo totaal betoverd als sommige andere bezoekers ben ik nooit”, legt hij uit.
De zanger vertelt dat zijn geduld onlangs op de proef werd gesteld toen hij naar het museum ging waar De Schreeuw hangt. “We kwamen een verduisterde kamer binnen met drie lijsten aan de muur”, gaat hij van start. “In eentje zat de tekening, in een andere de schets en in nog een andere het schilderij zelf. Het probleem was dat je telkens maar één van de drie te zien kreeg: om het halfuur werd de spot op een andere lijst gericht. Té-ring zeg, we hebben een uur staan wachten!”
Gelukkig probeert André tegenwoordig in alles het positieve te zien. “Als wij nu ruzie met elkaar zouden krijgen, dan zal ik vanuit jouw ogen proberen te kijken waarom dat gebeurt. En negen van de tien keer zal ik het begrijpen. Het enige waar ik me soms wel aan kan ergeren, zijn kleine, dwaze dingen. Iemand die in het gangpad van een vliegtuig met een grote rugzak tegen me botst, bijvoorbeeld: dat vind ik zo irritant!”